De vorige delen vinden jullie wel terug, hé.
Het huwelijk voltrok zich in mei 1953. Zij was 30, hij 23 jaar. Het was een ‘groot’ huwelijk want haar schoonouders waren zelfstandigen en wilden al hun zakenrelaties laten meevieren. Haar familie was wat onder de indruk maar zeer ingenomen. Ha ja, hun dochter/zuster was goed terecht gekomen. Wie had dat (nog) gedacht ?
Al snel bleek dat mijn vader ietwat jaloers was en wilde niet dat mijn moeder nog in ‘dat’ café werkte. Zeker zou ze het nooit mogen overnemen ! Daar ging haar droom.
Aangezien mijn moeder sedert haar 14de geen dag zonder werk geweest was, is ze dan maar een kruidenierswinkel begonnen in de Langestraat. Mijn vader zou helpen …
Mijn vader werkte in de winter voor zijn ouders in de sprotrokerij. Er waren toen nog geen frigo’s dus moesten ze in de zomer ander werk doen. Traditiegetrouw werkte de familie dan in de boomgaarden van d’Outryve-d’Ydewalle : fruit plukken, verkopen op de markten, hout klieven, …
De winkel bleek meer werkt te zijn dan verwacht en veel hulp van mijn vader moest ze niet verwachten, zo bleek na een tijdje. Hij wilde zijn zorgeloze leventje verder zetten : werken, geld verdienen, uitgaan, plezier maken, … Mijn moeder was van Houthulst en dat is er nooit uitgegaan : werken, sober leven, sparen. Tegenpolen dus.
Toen er teveel moest weg gegooid worden wegens niet meer vers (groenten en fruit) besloot ze de winkel te stoppen. De huur was te hoog en de levensruimte te krap geworden wegens hun eerste kind, mijn zus.
Ze is dan een koude bakkerij begonnen in de St.-Amandsstraat. Ook dat was geen lang leven beschoren. Zo rond die tijd werden haar schoonouders ziek. Marain had kanker en Parain leed aan suikerziekte. Aangezien mijn vader vond dat ‘zijn’ vrouw niet hoefde te werken, werd de bakkerij overgelaten en zijn ze gaan inwonen bij haar schoonouders. Het huis was groot genoeg want ze hadden er 5 kinderen in groot gebracht. Er was een dienstmeid en mijn moeder … Mijn vader zette ondertussen zijn lustige leventje verder.
Toen oma gestorven was en ze zwanger was van haar 2de kind, wilde ze een eigen huis. Haar schoonvader verstond haar en heeft zeer veel geholpen (met geld, materiaal en goede werklui) om haar droom te verwezenlijken. Hij zou het wel rooien met de meid en zou een beroep doen op ‘werkvolk’ uit de rokerij.
Hoogzwanger zijn ze verhuisd naar hun huisje. Ze vertelde dat ze kasten aan het uitwassen was en dat haar buik op de grond sleepte. Mijn vader was ondertussen, in de zomer, van werk veranderd : hij reed met een autocar, voor een firma, toeristen rond in heel Europa. Hij was soms weken aan een stuk van huis weg. Ze stond er alleen voor. Gelukkig waren er geen geldproblemen. Niet dat ze het breed had, maar ze kon alles betalen en eten op tafel zetten. Ze leefde zuinig : maakte zelf kleertjes, de breiwol werd verschillende keren gebruikt, …
Enkele jaren later was ik er ook. Ze had dan 3 kinderen in 5 en een half jaar tijd, een groententuin, kippen, konijnen, een hond, enkele poezen, een huis te onderhouden, ook alle bloemen en planten moesten er steeds verzorgd uit zien, … En haar man ? Die was aan het werk en nadien nog 1 gaan drinken met de ‘gasten’ of door Europa aan het rijden.
Ze heeft vaak gezegd dat ze nooit op een boerderij wilde wonen maar dat was het wel zo een beetje geworden. Ook wilde ze nooit iets met vis te maken hebben …
Aangezien zij altijd thuis was en mijn vader zo vaak weg, of we zagen hem tijdens de week niet (hij stond later op, kwam later middageten, kwam ’s avonds laat thuis) zijn we eigenlijk met haar opgegroeid en zij zat vast aan ons.
Ja, ze was Madame R(familienaam), had een prachtig huis, mooie beleefde kinderen (we moesten wel of anders kregen we, zonder pardon, een lap tegen onze oren !), … maar een echtgenoot die er zelden was (voor haar) en die alleen maar mee wilde als het naar familie was.
Ze probeerde ons katholiek op te voeden en ging met ons elke zondag naar de kerk. Hij wilde nooit mee, alleen voor een trouw of begrafenis kon ze hem overtuigen.
We gingen in de zomer met de trein naar Blankenberge, zonder papa, en mochten spelen op het strand en in het ondiepe water. Ze nam een stoel voor alleen haar. We hadden ons eigen drinken en eten mee. Wanneer we zeer braaf waren geweest kregen we, op de terugweg, een ijsje. Dat kregen we eigenlijk altijd want ze lustte dat ook zeer graag.
Ik kan de keren tellen wanneer mijn vader mee gegaan is. Wanneer hij mee was gingen we met de auto, kregen al een ijsje van zodra we er waren, ook nog een Boule de Berlin en een ijsje op de terug weg. Happy days ! Toch voor ons want vader viel in slaap, deed een grote wandeling (alleen), ging ver in zee zwemmen zonder op ons te letten, …
Ik herinner me nog die keer dat hij zou mee gaan. Iedereen dolgelukkig ! We reden naar de kust maar hij parkeerde de auto niet. We mochten uitstappen en alleen naar het strand gaan. ‘Hij had nog werk’. Ik zie nog de tranen in de ogen van mijn moeder. We zijn die dag heel braaf geweest …
Ook herinner ik me de vele ruzies toen we al in bed lagen. Hij kwam laat en dronken thuis, zij begon hem uit te schelden, hij nam dat niet, zij hield niet op, hij gaf haar een duw, er viel iets aan stukken, zij krijste nog luider, hij gaf haar klop, zij begon te wenen en wij naar beneden om hen te scheiden. Ik weet nog dat ik als klein kind tussen hen in ging staan met mijn armpjes wijd open en al huilend vroeg dat ze zouden ophouden. Ik kreeg van elk een slag in mijn gezicht en moest terug naar bed. Het was niet elke avond zo, maar toch geregeld.
Hoe hard het ook voor mijn moeder moet geweest zijn, voor ons was ‘ons’ papa de liefste van heel de wereld ! Hij had altijd tijd voor ons (wanneer hij er was). Bracht altijd iets mee van zijn reizen. Was gul met geld (wat wij zeker niet gewoon waren) – binnen rede natuurlijk (Wil je een paard/pony ? Je bent van het goede jaar, jij !). Hij had altijd grappige verhalen (die we toen nog niet allemaal begrepen). Leerde ons zelfstandig denken, niet alles zomaar aanvaarden en/of voor waar aannemen. Hij maakte dingen (vb een slede die veel te zwaar voor de hond bleek om te trekken). Was altijd bereid om een ‘practical joke’ te helpen uitvoeren (vb een grote bol sneeuw op het half open garagedeur plaatsen zodat de eerste die de deur open deed, de sneeuw in zijn/haar nek kreeg. Een emmer water was in de zomer ook goed, zelfs binnen in huis ! De grootste sneeuwman aller tijden helpen maken, altijd gevolgd door een sneeuwballengevecht. Wanneer hij thuis kwam van een reis mochten we in de autocar spelen en mee gaan naar de garage. Wij zaten dan in het midden en hij remde of trok hard op zodat wij konden glijden van voor naar achter en terug. Ook met zijn auto deed hij ‘kunstjes’ tot groot ongenoegen van mijn moeder. Hij ‘sprong’ over een bult in de weg of liet de auto glijden in de bocht als in een ralley. Wij vonden dat allemaal schitterend ! Mijn moeder niet, want zij zag het gevaar ervan in. Hij niet.
Al van kleins af wist iedereen in huis dat mijn zus zijn oogappel was. Ze kon niets verkeerd doen, wat mijn moeder niet graag had. Ook wisten we dat mijn broer niets goed kon doen in zijn ogen en daarom nam mijn moeder hem in bescherming. Mij zagen ze alle 2 graag …
Het beloofde sprookjeshuwelijk heeft ze zeker niet gehad. Hoe het verder ging vertel ik de volgende keer.